Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Benzinestation, saneringsvariant 6: geohydrologische beheersing

In deze figuur is variant 6 ‘geohydrologische beheersing’ weergegeven.

Indien een standaardaanpak voor de mobiele verontreinigingen, waar in dit geval sprake van is, om een bepaalde reden niet haalbaar is, dan is het noodzakelijk te kiezen voor een maatwerkoplossing. De maatwerkoplossing kan bestaan uit een geohydrologische beheersing van de grondwaterverontreiniging. Bij geohydrologische beheersing wordt het systeem van de grondwaterstroming op en rond de verontreinigde locatie zodanig beïnvloed dat de verspreiding van de verontreinigende stoffen naar de omgeving wordt voorkomen. De meest voorkomende uitvoering van geohydrologische beheersing is grondwateronttrekking. Om beïnvloeding naar de omgeving te voorkomen wordt vaak herinfiltratie van het onttrokken en gezuiverde grondwater geëist. Geohydrologische beheersing is een veel toegepaste methode.

De mogelijke technieken en doorverwijzingen zijn in de onderstaande tabel weergegeven:

Geohydrologische isolatietechnieken

Verwijzingen

Peilbeheersing open water

[1], [2]

Beheersing stijghoogten grondwater

 

Bronbemaling

[1], [2], [3], [4]

Vacuümbemaling

[1]

Zwaartekrachtbemaling

[1]

Diepbronnen

[1], [2], [3], [4]

Horizontale drainage

[1], [2], [3], [4]

Infiltratie

[1]

Selectieve verwijdering drijflagen

[1]

Wanneer is de variant realistisch?

Geohydrologische beheersing is realistisch indien:

  • een standaardaanpak voor mobiele verontreinigingen niet mogelijk is;
  • met de geohydrologische beheersing ook gelijktijdig een deel van de mobiele stoffen uit het pluimgebied is te verwijderen;
  • verspreiding niet op een andere wijze afdoende is tegen te gaan;
  • met een relatief geringe grondwateronttrekking de verspreiding kan worden gestopt;
  • er geen of nauwelijks (natuurlijke) afbraak optreedt.

Geohydrologische beheersing is niet (direct) voor de hand liggend, indien:

  • andere verontreinigende stoffen met de onttrekkingmiddelen uit de omgeving worden aangetrokken;
  • de opgepompte concentraties lager liggen dan de lozingseisen op oppervlaktewater;
  • zeer veel water moet worden onttrokken;
  • onttrekking niet mogelijk is (zonder specifieke voorzieningen) omdat beïnvloeding van de omgeving niet is toegestaan.